Autorijden, a guilty pleasure?

In de vorige aflevering van ‘Driver’s seat’ was mijn opiniestuk gewijd aan de karikaturale drang van de auto-industrie naar ‘meer en krachtiger’.

Ditmaal wil ik het graag hebben over de klimaatverandering.

Niet die van de natuur nee, maar die van het algemeen ‘klimaat’ tegen(over) de auto.

Je kan er niet naast kijken, wel iedere dag verschijnt er een persbericht of wordt een nieuwe wet bekrachtigd die de auto en het rijplezier in het verdomhoekje duwen.

Met andere woorden, autorijden en plezier lijken steeds minder samen te gaan. En het ziet er helaas niet naar uit dat daar nog verandering in komt.

 

In het begin was er… nauwelijks rijplezier.

 

De eerste auto’s verschijnen rond 1885. In Frankrijk was er Eduard Delamare-Deboutteville (1883) en in Duitsland zien we Benz (1885) en Daimler (1889). Hun constructies hadden allemaal het uitzicht van een koets waarbij paard en paardentuig ontbraken en het zou nog duren tot het begin van vorige eeuw vooraleer de auto een eigen, doelgerichte vorm begon te krijgen.

Als chauffeur (de meeste begoede mensen zaten immers niet zelf aan het stuur) moest je de motor aanslingeren, via allerlei systemen de smering van de motor en chassis bedienen of in de gaten houden, handmatig het ontstekingstijdstip regelen (met stijgend toerental moet de ontsteking vervroegd worden), had je de voetrem enkel op de achterwielen of een rem op de transmissie terwijl je met veel gevoel moest schakelen om de primitieve, niet gesynchroniseerde versnellingsbak niet naar de bliksem te helpen. Bovendien loerden allerlei pannes om de hoek en kon je, vanaf de invoering van de luchtbanden, om de haverklap lekrijden op de vele hoefnagels die de paarden verloren. Het wegennet bestond amper uit verharde wegen en na een bui reed je door de modderpoelen.

In Engeland gold zelfs nog tot 1896 the Red Flag Act die stipuleerde dat voor ieder voertuig een man met een rode vlag moest lopen!

Als je ’t mij vraagt, echt rijplezier ziet er toch anders uit.

 

Het ontstaan van de autosport.

 

Onder de eerste autobezitters die zelf stuurden, zaten heel veel avonturiers, dilettanten en waaghalzen maar ook vakkundige mecaniciens.

Het waren vooral mensen die gefascineerd waren door de nieuwe uitvindingen van de industriële revolutie en die, net zoals Charles Rolls (de rijke vennoot van Henry Royce), even passioneel experimenteerden met luchtballons, vliegtuigen en dies meer.

De echte car nuts vond je dan ook onder het rijke volk dat zijn vrije tijd en geld kon spenderen aan die dure hobby.

Ze namen deel aan de eerste autorally’s en -races en pas dan kon je echt beginnen spreken van de roes van de snelheid en het daarmee verbonden rijplezier. Door de autosport maakte de techniek grote sprongen en verdwenen de vele onaangename euvels uit de begintijd.

Bij Cadillac monteerden ze de eerste startmotoren, GM’s ‘delco’ verhielp het probleem van de handmatige ontstekingsregeling, de vierwiel remmen werden algemeen goed en bij veel auto’s werden de hoogste versnellingen gesynchroniseerd. De motoren kregen kopkleppen en meer cilinders en waren daardoor aangenamer in het gebruik. Het wegennet werd uitgebreider en beter verzorgd. Kortom, autorijden werd een plezier.

 

Auto en rijplezier voor iedereen.

 

In de jaren dertig begon de wijdere verspreiding van de auto ondanks de aanslepende gevolgen van de crisis van 1929.

De opkomende totalitaire regimes gebruikten in hun propaganda het idee van de auto voor iedereen (Hitler met zijn KdF- of Volkswagen, Mussolini met zijn autostrades etc) terwijl het Front Populaire in Frankrijk de ‘congés payés’ afdwong, zodat steeds meer mensen met hun eerste kleine auto op vakantie konden. In de USA was dit proces weliswaar sinds de jaren ’20 aan de gang dankzij de acties van onder meer Henry Ford. (Door zijn 5$ a day loonsverhoging)

Het plezier van het bezit en dat van het rijden in een auto werden langzaam gedemocratiseerd. Na de oorlog ging alles nog sneller met de wederopbouw en betekende de auto werkelijk de vrijheid om je naar overal te verplaatsen en te reizen.

 

En nu? Alles wordt versneld teruggedraaid…

 

Het lijkt wel een georkestreerd fenomeen. Sinds jaren wordt het autorijden meer en meer aan banden gelegd, telkens onder het mom van op het eerste zicht redelijk lijkende maatregelen.

Parkeerverbod, snelheidslimieten, lage-emissiezones, hoge brandstofprijzen: het regent hindernissen op het parcours van de automobilist en zijn rijplezier.

Ondertussen is er ook de opkomst van de BEV, dus het mooie gebrabbel van een Amerikaanse V8 of het gehuil van een Italiaanse dubbelnokker behoren dra tot het verleden… Bovendien worden de auto’s onbetaalbaar voor Jan met de pet en slechts bereikbaar voor de ‘Happy Few’. Net als in de beginjaren!
Een politieke keuze waarvan je de rechtvaardiging sterk kunt betwijfelen. De toekomst zal het uitwijzen.

Alsof dat nog niet volstond, worden we ook voorbereid op het autonome rijden. Voorlopig staan we nog bij level 2 of 2+, maar bij level 5 hoef je enkel in te stappen en krijg je hetzelfde gevoel als in een trein te zitten.

 

Conclusie: Straks is het rijplezier gelijk nul en zijn we terug bij af…

 

Tekst: Vincent Arpons.

 

PS: een gelukkige, jonge auteur scheurt met zijn Mini 1000 door de bocht.

Puur rijplezier, ondanks de luttele 38 pk!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Please reload

Please Wait